Bach in de gevangenis

maandag 6 november 2017 - 12:08

18 jaar. Zo oud was Johann Sebastian Bach toen hij in 1703 in Weimar zijn eerste tijdelijke job aannam. Weimar was de stad waar Bach zijn muzikale triomftocht begon en, straf genoeg, ook de stad waarvan hij in 1717 afscheid nam met een heuse gevangenisstraf.

Als we de archieven erop naslaan werd Bach in 1703 aangenomen in Weimar in de positie van lakei aan het hertogelijk hof. Een dergelijke benoeming was uiteraard enkel een administratieve kronkel. Als jonge organist werd Bach verschillende keren uitgenodigd naar Weimar door de toenmalige hoforganist, Johann Effler (een goede vriend van de familie Bach), om hem daar te vervangen. Om de jongeman voor zijn diensten uit te betalen, werd hij dan maar ingeschreven als “lakei”.

Na enkele jaren werkzaam te zijn geweest als organist van de Neue Kirche in Arnstadt en vervolgens in Mühlhausen, keerde Bach in 1708 terug naar Weimar. Eerst werd hij benoemd tot hoforganist en kamermusicus, en later werkte hij zich op tot concertmeester van Willem Ernst, hertog van Saksen-Weimar. Het leek de jonge Bach voor de wind te gaan. Hij maakte furore als orgel- en klavecimbelvirtuoos en componeerde in deze periode heel wat van de orgelwerken die hem later beroemd zouden maken in heel Duitsland en daarbuiten. Ook leerde hij in deze periode zijn goede vriend en mede-componist Georg Philipp Telemann kennen, toen werkzaam als hofkapelmeester aan het hertogelijke hof in Eisenach, en die de peetoom zou worden van zijn tweede zoon Carl Philipp Emanuel. En last but not least, hertog Willem-Ernst had zo’n respect voor de talenten van Bach dat hij hem royaal uitbetaalde.

Maar het hofleven in Weimar werd voor een groot deel ook bepaald door de vele ruzies en intriges in de hertogelijke familie, en toen Bach in 1716 ook nog eens werd gepasseerd voor de post van Kapelmeester was het welletjes. Hij begon uit te kijken naar nieuwe uitdagingen. Prins Leopold von Anhalt-Köthen bood hem in 1717 die kans, en Bach aarzelde dan ook geen moment om de nieuwe functie van Hofkapelmeester van Köthen aan te nemen. Dat was echter buiten hertog Willem-Ernst gerekend. Deze was niet van plan Bach zomaar te laten gaan en zette hem achter slot en grendel:

“Op 6 november 1717 werd de heer Bach, voormalig organist en concertmeester veroordeeld tot een verblijf in de gerechtelijke gevangenis voor het onbeschaamd en koppig afdwingen van zijn ontslag. Op 2 december is genoemde vrijgelaten en heengezonden met mededeling van oneervol ontslag...”


Vier weken moest Bach in de ‘Landrichter-Stube’, een soort gevangenis in een Weimarse kerker blijven. En het had nog veel langer kunnen duren. Het was maar dankzij de tussenkomst van Prins Leopold van Anhalt-Köthen en Koning August II dat hij begin december zijn cel mocht verlaten.

Bachs korte verblijf in de gevangenis, vandaag precies driehonderd jaar geleden, was bovendien voer voor een mythe: begon Bach al dan niet tijdens zijn gevangenschap aan het schrijven van de Cellosuites en van Das wohltemperierte Klavier die hij zal publiceren tijdens zijn jaren dat hij werkt in Köthen? Zou dat werkelijk zo gegaan zijn? Het is één van de vele mysteries uit de muziekgeschiedenis die we waarschijnlijk nooit zullen oplossen.

Portret van Bach uit 1715, concertmeester van Weimar